Unseen beauty, de wereld van de kleintjes
Stadswandeling van 3.5 km door Diepenbeek
Brochure met route kan je verkrijgen aan het vrijetijdsloket of je kan het boekje onderaan deze pagina downloaden.
- Foto's ©Edgard Voets -
Honingbij
Honingbijen leven samen in een korf, waar ieder lid een eigen taak heeft. Die varieert van nectar en pollen verzamelen tot het nest verluchten of bouwen aan het nest. Het meeste werk wordt door de werksters verricht.
De werksters vliegen van bloem naar bloem om nectar en pollen te verzamelen. De pollen blijven aan de haren op het bijenlichaam plakken. Eenmaal klaar op de bloem veegt de bij de pollen in speciale pollenkorfjes aan achter haar achterpoten. De nectar wordt opgeslagen in de krop. Terug in de korf worden pollen en nectar door verschillende groepen werksters bewerkt. Van de nectar maken de bijen honing.
De werksters bouwen de honingraten en nestcellen zelf. Deze perfect symmetrische zeskantige cellen worden van was gemaakt dat de bijen uitzweten. In sommige cellen wordt honing opgeslagen, in andere verblijven de larven en poppen.
Daarnaast verzorgen de werksters ook de koningin. De koningin paart met verschillende mannetjes, darren genaamd. De werksters voeren de koningin met Koninginnegelei, een speciale en voedselrijke substantie die bestaat uit eiwit, suiker en vetten. Tot slot zorgen de werksters ook voor de larven.
Boomschildwants
De boomschildwants is een insect dat overdag actief is. Hij voedt zich voornamelijk met plantensappen van houtachtige planten zoals meidoorn, hazelaar, klimop, …
Hij is een slechte vlieger. Hij vliegt traag en luid zoemend en bij de landing komt hij vaak op zijn rug terecht.
De boomschildwants komt voor langs bosranden en in tuinen. Hij leeft vooral op loofbomen en kruidachtige planten. Op naaldbomen wordt hij minder vaak aangetroffen.
Cicade
Het schuimbeestje wordt ook wel spuugbeestje of schuimcicade genoemd. Het is in Nederland en België trouwens de meest algemene en bekendste cicade.
De lengte van zijn lichaam is ongeveer 5 tot 7 millimeter. Het is bruin tot bruingrijs met soms lichtere vlekken. De larven zijn bleekgroen tot bleekgeel en leven in een schuimnest. Dit schuimnest is ook wel bekend als koekoeksspuug.
Het schuimbeestje komt voor op verschillende planten. Een geliefde tuinplant is lavendel. Ook op grassen en op houtige struiken kan je het schuimbeestje terugvinden.
Goudglanzende schallebijter
De goudglanzende schallebijter heeft een opvallende metaalglans over het lichaam. Deze is door de grootte van 20-25 millimeter goed te zien, zeker de gladdere dekschilden.
De goudglanzende schallebijter is vooral een jager die prooien aankan groter dan zijn eigen lengte, zoals slakken, insectenlarven en regenwormen. Je vindt hem voornamelijk terug in bosranden, maar ook in graslanden, akkers, stadsparken en tuinen onder stenen en dood hout is deze soort te vinden.
De volwassen kevers zijn van de lente tot de late herfst te zien.
Vuurwants
Door zijn helderrode kleur, afgewisseld met enkele zwarte vlekjes en zwarte lichaamsdelen, is de vuurwants een zeer herkenbaar insect.
De vuurwants is een volledig onschadelijk dier. Het voedt zich met afgevallen bladeren en dode insecten en helpt ons zo om onze tuin op te ruimen.
De wants kan niet vliegen en wordt bijgevolg op de grond aangetroffen. Zeer vaak in de buurt van lindebomen of kaasjeskruid. Vooral na een zachte winter zijn deze vuurwantsen massaal te vinden op de stam of aan de basis van een lindeboom.
Kortschildkever
De grootte van deze kever gaat van 1 mm tot 3 cm. Ze doen aan oorwormen deken, maar ze missen te tangen van de oorwormen aan het achterlijf.
De meeste kortschildkevers zijn felle jagers. De kleine soorten zijn meestal actief overdag, de grotere soorten in de nacht. De meeste soorten die in agrarisch (of landelijk) gebied voorkomen, voeden zich met insecten. Andere soorten nemen genoegen met verteerd organisch materiaal en schimmels.
Zelf wordt de kortschildkever opgegeten door spinnen, roofwanten en roofvliegen, maar ook door amfibieën, vogels en vleermuizen.
Je vindt de kortschildkever overal ter wereld voor op de grond, in aarde, paddenstoelen, strooisels, kadavers en mierennesten.
Vleesvlieg
De vleesvlieg heeft een robuust, zilvergrijs of zwart lichaam. De lichaamslengte varieert van 2 tot 20 millimeter. De larven van de vliegen worden maden genoemd.
De maden van deze vliegen leven hoofdzakelijk op afval en ook op vlees van open wonden, op aas en kadavers. Deze vliegen kunnen door hun leefwijze onder vee en bij de mens ziekten overbrengen.
De vleesvlieg komt wereldwijd voor op het noordelijk halfrond op bladen, bloemen en kadavers.
Citroenlieveheersbeestje of tweeëntwintigstippelig lieveheersbeestje
De larve van het citroenlieveheersbeestje leeft, in tegenstelling tot de bekende soort lieveheersbeestjes niet van bladluizen, maar van een schimmelsoort genaamd meeldauw. Het eet een beruchte plantenschimmel en draagt ook bij aan de verspreiding daarvan.
Als de larve groot genoeg is, wordt ze een pop. Uit de pop komt een lieveheersbeestje. De larve en de pop hebben dezelfde kleuren. Omdat de larve niet kan vliegen draagt hij veel minder bij aan de verspreiding van schimmels.
Groene stinkwants
De groene schildwants dankt het eerste deel van zijn naam aan de groene kleur, alleen de punten van de vleugels aan de achterzijde van het lichaam zijn bruin. Vlak voor de winterslaap kleurt de wants echter helemaal bruin om in de lente weer groen te worden.
Het tweede deel van de naam, stinkwants (want de groene schildwants wordt ook wel groene stinkwants genoemd) komt van de smerig ruikende substantie die uit de klieren aan de zijkant van het borststuk worden afgescheiden ter verdediging.
De wants leeft van plantensappen die met de steeksnuit worden opgezogen. Hierdoor wordt schade aangericht aan gewassen en bovendien krijgen de planten een typische wantsengeur. Vooral de hazelaar is een belangrijke voedselplant. Door de aangebrachte schade aan de plant wordt de soort als een plaaginsect gezien.
De jongen wantsen worden nimfen genoemd. Ze lijken meer op kevers dan op wantsen door het ronde en bolle lichaam.
Kop van de hoornaar
De Europese hoornaar of paardenwesp is de grootste wespachtige van België en Nederland. Ondanks de indrukwekkende lichaamsgrootte en het luide gezoem is de hoornaar niet agressief, behalve als men te dicht bij het nest komt of het nest verstoort.
De angel van de hoornaar heeft geen weerhaken, zoals bij de honingbij wel het geval is. De angel gaat niet verloren na een steek en kan telkens opnieuw gebruikt worden. Het gif is dodelijk voor andere insecten waardoor deze gemakkelijk kunnen worden buitgemaakt.
De steek van de Europese hoornaar is pijnlijker dan de steek van een honingbij, maar het gif is minder krachtig. Hoornaars gebruiken het gif om insecten te doden die zij vervolgens met de kaken vermalen tot een papje en aan de larven voeren. De larven geven op hun beurt een zoete vloeistof af aan de werksters die de suikers gebruiken als brandstof om te kunnen vliegen en zo nog meer insecten te vangen.
Volwassen hoornaars leven zelf van verschillende suikerrijke plantensappen en niet van dierlijk materiaal.
De meeste bijen en wespen houden niet van nat weer of van wind en blijven dan in het nest. De hoornaar is zelfs dan actief op zoek naar prooien voor de larven. De hoornaar vliegt zelfs s nachts, wat zeer ongebruikelijk is voor wespen. Hij is in staat om bij maanlicht ook s nachts te jagen en maakt dan veel nachtvlinders buit.
Mug
Van bijna alle ongeveer 3500 soorten muggen in de wereld zijn alleen de vrouwtjes bloedvervelend. Alleen zij hebben namelijk een bloedmaaltijd nodig om eitjes te vormen.
Een vrouwtje gebruikt haar zintuigen om een warmbloeding dier te vinden, bijvoorbeeld een mens. Zo kan ze uitgeademde kooldioxiderijke lucht waarnemen, maar ook bijvoorbeeld stoffen in ons zweet. Als ze steekt, injecteert ze speeksel met antistollingsmiddel zodat haar zuigsnuit, een heel lang en dun buisje, niet verstopt raakt.
De meeste muggen zijn vooral in de schemering en s nachts actief, dus mensen moeten vooral dan waakzaam zijn. In sommige delen van de wereld brengen muggen namelijk besmettelijke ziektes over, bijvoorbeeld gele koorts, knokkelkoorts, malaria en West-Nijlvirus. Wereldwijd sterven jaarlijks meer dan een miljoen mensen aan ziektes die door muggen worden overgebracht.
Zowel het mannetje als het vrouwtje drinken suikerrijke nectar uit bloemen en honingdauw van bladluizen. Er zijn zelfs muggen die bloemen bestuiven.
Lieveheersbeestje
Lieveheersbeestjes zijn insecten en hebben dus een lichaam dat uit drie delen bestaat (kop, borststuk en achterlijf) en zes pootjes. Ze lijken op een half balletje en kunnen rood, geel, wit of zwart zijn. De meeste lieveheersbeestje hebben stippen, maar niet allemaal.
Lieveheersbeestjes zijn bekende bladluisbestrijders. Volwassen lieveheersbeestjes eten er zon drieduizend bladluizen per maand. Omdat bladluizen de planten beschadigen, gebruiken boeren soms lieveheersbeestjes om de bladluizen op te eten. Zo hoeven ze geen schadelijke bestrijdingsmiddelen te gebruiken die vaak verboden zijn.
Een lieveheersbeestje kan goed toneelspelen. Als het bij gevaar op zijn rug terecht komt trekt het de pootjes en antennes in en doet het alsof het dood is. Zo hoopt het dan met rust gelaten te worden. Als het gevaar voorbij is, draait het kevertje zich op de buik en vliegt gewoon weg.
Blauwe mestkever
Mestkevers zijn krachtig gebouwd en hebben grote stevige poten. Op hun borststuk en kop zit een dikke chitinelaag, die hen beschermt tegen gevaar. Mestkevers zijn erg zwaar en daardoor zijn ze niet erg snel.
Een mestkever maakt een bolletje mest en rolt dat naar het nest. Het vrouwtje legt er een ei in. Uit het ei komt een larve, die de mest opeet. Als de mest op is, verandert de larve in een pop. Na een tijdje komt er een volwassen kever uit de pop. Deze kever kruipt uit de grond en vliegt weg.
Omdat veel mestkevers in zand- of heidegebieden leven, spelen zij een belangrijke rol in het bemesten van die gebieden.
Populierenhaantje
Dit relatief grote bladhaantje is te zien van april tot augustus. Je herkent het aan de meestal scharlakenrode dekschilden. De rest van het lichaam is zwart. Vanwege de ronde vorm en het bolle schild lijkt deze soort op een lieveheersbeestje, maar hij mist altijd de stippen en wordt ook iets groter.
Het populierenhaantje leeft op de populier en de wilg. Zowel de larve als de kever leven van de bladeren die weg geknaagd worden. En bij voorkeur de frisse jonge blaadjes.
Roofvlieg
Roofvliegen zijn grote vliegen, hun lengte kan variëren van 5 tot 30 mm, afhankelijk van de soort. Meestal zijn ze te herkennen aan het lang gerekt, behaard lichaam, de lange poten met talrijke doorns en de baard. Op alle lichaamsdelen kan men haren, borstels en stekels aantreffen. Door hun akelig en woest uiterlijk zijn ze gemakkelijk te onderscheiden van andere vliegen.
De meesten roofvliegen houden van een droge, zonnige, zanderige omgeving. Ze zitten verticaal met het achterlijf omlaag tegen voorwerpen aan, meestal op bladeren, stenen, boomstammen, … Van deze plaatsen speuren ze de omgeving af, op zoek naar voorbijvliegende prooien. Wanneer er een mogelijke prooi passeert, dan vliegt de roofvlieg ernaartoe om de prooi van kortbij te bekijken. Als hij de prooi goed vindt, dan wordt de prooi in de vlucht gevangen genomen tussen de poten.
Zowel de mannetjes als de vrouwtjes zijn roofzuchtig. Ze jagen alleen op insecten en vallen nooit zoogdieren of mensen aan. Soms gebeurt het wel eens dat ze mensen en dieren gebruiken als uitkijkplaats.
Het nut van de roofvliegen is niet zozeer het opruimen van plaaginsecten, maar wel om de massale vermeerdering van sommige insecten te verhinderen. Ze zijn dus van belang om een ecologisch evenwicht in stand te houden.
Sprinkhaan
De kleur van de sprinkhaan is overwegend bruin maar kan soms ook groen zijn. Het lichaam is relatief sterk gevlekt. De bruine sprinkhaan heeft lange vleugels.
Hun leefgebied bestaat uit verschillende begroeide omgevingen van wegbermen in de stad tot open plekken in het bos en graslanden. Er is niet echt een voorkeur, wat waarschijnlijk het grote verspreidingsgebied verklaart.
De bruine sprinkhaan lijkt sterk op de snortikker en de ratelaar. Qua geluid zijn de drie soorten goed uit elkaar te houden maar omdat de vrouwtjes geen geluid maken zijn deze moeilijk uit elkaar te houden..
Het geluid is een kort trrt, waarbij enkele mannetjes tegen elkaar in kunnen zingen.
Steltwants
De gewone steltwants is lichtbruin van kleur.
Hij is te vinden in verschillende open leefgebieden met een droge of matig vochtige bodem met grassen en kruidachtige grassen.
De steltwants voedt zich met verschillende plantensoorten. De volwassen wantsen overwinteren in mosbedden, onder bladrozetten of in het droge bladafval.
Langpootmug
Veel mensen denken dat langpootmuggen bij de muggen horen en dat wordt nog eens versterkt door de verwarrende naam. Langpootmuggen hebben namelijk, net als muggen, lange dunne poten en een lang achterlijf. Toch zijn ze heel verschillend. Zo is een langpootmug een slechte en wiebelige vlieger en bijt hij geen mensen. De larven echter kunnen zeer vernietigend zijn. Ze eten wortels van aardappels, aardbeien, graan, gras, kool, uien, noem maar op. De volwassen langpootmuggen eten niet of alleen een beetje nectar en leven maar enkele dagen om te paren.
Langpootmuggen zijn actief tijdens de schemer en nacht en worden dan aangetrokken door licht. Ze houden zich overdag vaak op in planten.
Langpootmuggen hebben zeer lange poten. Ze kunnen de poten makkelijk af laten breken als deze worden vastgepakt. Doordat een langpootmug met poten en vleugels niet meer vervelt, groeien deze niet meer aan.
Kop van de buxusmot
De buxusmot is een exotische nachtvlindersoort die sinds 2010 ook in Vlaanderen voorkomt. Hij werd per ongeluk vanuit Azië ingevoerd en is nu in verschillende Europese landen een plaag geworden.
De buxusmot is een echte tuinsoort. Hij heeft het gemunt op buxus en dat is een populaire tuinplant. Rupsen van de buxusmot kunnen op vrij korte tijd grote schade aanrichten aan buxusstruiken. Vaak vreten ze het bladgroen op, waarna dorre blaadjes aan de struik blijven zitten. De rupsen spinnen blaadjes aan elkaar. Als je die spinsels bekijkt, zie je vaak ook de frass. Dat zijn de uitwerpselen van de rupsen, herkenbaar als groene bolletjes. Ook het popstadium wordt in die spinsels doorgebracht.
Buxusmotten kennen in ons land twee generaties: de motten vliegen in mei-juli en opnieuw in augustus-september. Voor de vliegtijden is er telkens een periode waarin de rupsen ontwikkelen.
De buxusmot is afkomstig uit Oost-Azië. Voor zover we weten hebben ze bij ons nauwelijks inheemse vijanden zoals sluipwespen of roofwantsen.
Gewone rookwants
De gewone rookwants heeft een langwerpig lichaam met lange poten. Hij is te vinden op open halfschaduwrijke plekken zoals aan de rand van loofbossen, maar ook in bouwland.
De snel lopende wantsen leven van zaden van vele plantensoorten, zoals aardbei, brandnetel, populier, … Ze overwinteren vaak in grote groepen onder losse schors, of in dood hout. Maar ze worden s winters ook in huizen gevonden, war ze dan actief kunnen blijven.
Kop van de smalle randwants
De smalle randwants is 12 tot 15 millimeter lang. Ze zijn gespikkeld en roodbruin van kleur. De nimfen hebben een groen achterlichaam.
De dieren zijn vooral te vinden op zonnige plekken op struwelen (=een gesloten begroeiing met struiken, vooral aan de rand van een bos of op open plekken) en bosranden met struiken die bessen dragen. Ze voeden zich met het sap van de rijpe vruchten die ze daar aantreffen. Volwassen wantsen vliegen zeer actief bij hoge temperaturen.
Kop van de mier
Mieren zijn een van de meest dominante levensvormen op de bodem. Ze hebben zich kunnen aanpassen aan zeer verschillende leefomgevingen en komen wereldwijd voor. Veel mierensoorten bouwen hun nest in de bodem of in holle bomen, andere soorten spinnen bladeren aan elkaar om een nest te maken en weer andere leven in spleten tussen rotsen.
Een mierenkolonie bestaat uit een koningin, werksters (ook allemaal vrouwtjes) en soms jonge mannetjes en maagdelijke koninginnen. Het meest talrijk binnen de kolonie zijn de werksters, die onderling de werktaken verdelen. Er zijn onder andere verkenners, voedselverzamelaars, nest-onderhouders, kinderverzorgsters en soldaten.
Mieren behoren tot de wespachtigen. Ze stammen af van gravende wespensoorten waarvan de werksters hun vleugels hebben verloren. De nauwe verwantschap aan wespen is ook af te leiden uit de bouw van een mier, die sterk lijkt op die van een wesp.
Wesp
Je kunt een wesp vooral herkennen aan zijn strepen in het helgeel en zwart. Je kan hem ook herkennen aan de wespentaille, dat betekent dat je lichaam in het midden dun is en de rest is normaal. Hij heeft een kop, borststuk en achterlijf. Maar alleen de vrouwtjes hebben een angel.
Wespen lijken veel op bijen, maar er zijn toch een paar verschillen. Zo kunnen wespen meer dan één keer steken met hun angel en ze zijn veel agressiever dan bijen. Dat betekent dat ze eerder steken.
De koningin paart in het voorjaar. Daarna zoekt ze een geschikt plekje om haar eitjes af te staan. Als de eitjes zijn uitgekomen moet de koningin ze helemaal zelf verzorgen. Als de wespjes groot zijn worden het werksters van de koningin. De volgende eitjes worden weer gelegd door de koningin. Als ze uitgekomen zijn dan worden ze niet verzorgd door de koningin maar door de werksters zodat de koningin zich volledig kan richten op het leggen van eitjes.
Wespen eten veel honingdauw, stuifmeel, plantensap en vruchtvlees.
Oorworm
Alle oorwormen hebben een soort tangetje aan hun achterlijfspunt. Dit gebruiken ze tijdens de balts (=speciaal gedrag bij dieren, bedoeld om een partner aan te trekken en over te halen tot paring), om hun prooi in bedwang te houden, als verdediging en om hun dunne vliezige achtervleugels op te vouwen en te ontvouwen.
Bij de meeste insecten laat een vrouwtje na de leg haar eieren in de steek. Bij sommige oorwormen gebeurt dat echter niet! Deze vrouwtjes zorgen niet alleen voor hun eieren, maar ook voor hun jongen. Om te voorkomen dat er schimmels op de eieren groeien, likken ze die regelmatig schoon en na het uitkomen verdedigen ze hun jongen tegen hun vijanden. De jongen vervellen zesmaal en zijn na de laatste vervelling volwassen.